21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeuje (L299p Reuver)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
19004 |
zich gedragen |
oppassen:
oppassə (L299p Reuver),
voegen:
fēūgə (L299p Reuver),
zich goed gedragen:
zich good gedrage (L299p Reuver)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
os spooie (L299p Reuver)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
kwal:
kwàl (L299p Reuver),
verbeelden:
vərbeelə (L299p Reuver)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich inbeelen (L299p Reuver)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
giftig maken:
giftig māākə (L299p Reuver),
zich kwaad maken:
zich kwaod make (L299p Reuver)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
pastoor gaan:
pesjtoeêr gaon (L299p Reuver),
zich aangeven:
zich aangaeve (L299p Reuver)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
kraakwagen:
kraakwāāgə (L299p Reuver),
zich niet lekker voelen:
zich neet lekker veule (L299p Reuver)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
sjəneerə (L299p Reuver),
zich genere (L299p Reuver),
zich schamen:
sjāāmə (L299p Reuver),
zich sjame (L299p Reuver)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
zich schuren:
zex šūrǝ (L299p Reuver)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|