e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boom (alg.) boom: boum (Reuver, ... ), buim (mv.): (bäum) (Reuver), buim (Reuver), buim mv (Reuver, ... ) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: buəŋərt (Reuver) I-7
boomkruin kruin: kroen (Reuver), WBD / WLD  kruin (Reuver) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomstronk stronk: sjtronk (Reuver) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3
boomvruchten stelen gaan aan: aan de ... gaon (Reuver), stritsen: sjtrietse (Reuver) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boon, algemeen bonen: bōǝnǝ (Reuver), būǝnǝ (Reuver), boon: bōǝn (Reuver) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boord boord: bǭrt (Reuver) Afzonderlijk stuk als afwerking of versiersel om de rand van een kleed. [N 62, 31b; MW] II-7
boordband boordelint: byǝrlentj (Reuver) Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW] II-7
boordenknoopje kragenknoopje: krageknöpke (Reuver) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3
boorgereedschap boorgeschier: bōrgǝšir (Reuver) Lange, holle buis die in de grond werd gedreven om te onderzoeken of er klei in de grond aanwezig was. Het woordtype boorbuis (L 297) is afkomstig uit de terminologie van de gresbuizenindustrie. [N 98, 34; monogr.] II-8