e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deurtje in een poortvleugel schuurdeurtje: šȳrdø̄rkǝ (Reuver) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
deurwaarder deurwaarder: deurwaarder (Reuver) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diarree diarree: diarree (Reuver), dunne, de -: dunnə (Reuver), loperij: loupərīē (Reuver), schijt: sjīēt (Reuver) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] III-1-2
dichtstoppen stoppen: štǫpǝ (Reuver) Naden, gaten en spijkergaten opvullen met stopsel, stopsteen, stopwas of met stopverf. [N 53, 235a] II-12
dief dief: deef (Reuver) dief [SGV (1914)] III-3-1
dienblad dienblad: dēnblāt (Reuver), presenteerblad: prəzɛntērblāt (Reuver) dienblad [DC 27 (1955)] III-2-1
dienst dienst: deenst (Reuver) dienst [SGV (1914)] III-1-4
dienst van goede vrijdag houteren mis: holtere mis (Reuver) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
dienstplicht doen dienen: deene (Reuver) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
dienstplicht moeten doen opmoeten: opmótte (Reuver) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1