23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
29845 |
afbloten |
afbloten:
āf˱blø̄̄ǝtǝ (L299p Reuver)
|
De laatste zandlaag boven de klei weghalen; eventueel ook de rand van de kleiput ontdoen van heide, struikgewas en harde grond. [monogr.]
II-8
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (L299p Reuver)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
33470 |
afdakje boven de poort |
afdak:
āf˱dāk (L299p Reuver)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
pingelen:
pingələ (L299p Reuver)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29049 |
afdunnen |
uitdunnen:
ūtdønǝ (L299p Reuver)
|
Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a]
II-7
|
29035 |
afglanzen |
afglanzen:
āfglanzǝ (L299p Reuver)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafguns (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
jaloezie (<fr.):
sjaloesie (L299p Reuver)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
aafgunstig (L299p Reuver),
jaloers:
sjaloers (L299p Reuver),
sjloers (L299p Reuver)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18039 |
afhangend gezwel |
knop:
knŏĕp (L299p Reuver)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|