19265 |
gek |
gek:
gek, getikt (Q175p Riemst)
|
dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24483 |
geknotte wilg |
wijde:
weͅiə (Q175p Riemst)
|
knotwilg [Goossens 1b (1960)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
centen:
ich ben mn sente kweet (Q175p Riemst)
|
Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
paardsboontjes:
pi̯adzbønkǝs (Q175p Riemst)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
33239 |
gele voederwortel |
varkenswortelen:
vɛrkǝswǫtǝlǝ (Q175p Riemst)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
geleeke (Q175p Riemst)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastenavondgek:
vasteovendgek (Q175p Riemst)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
winning:
weneŋ (Q175p Riemst)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsduur:
prē.s˱dyǝr (Q175p Riemst)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gi̯as (Q175p Riemst)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|