33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
peͅlə (Q175p Riemst),
pōlə (Q175p Riemst)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
met de schaal:
meͅtəšōͅəl (Q175p Riemst)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
vamen van de bonen doen:
vøͅm van de bōnə dun (Q175p Riemst)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
bonen peulen:
vermoedelijk werkwoord
bonə poͅ:lə (Q175p Riemst)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
25420 |
pezen |
pezen:
pɛ̄zǝ (Q175p Riemst)
|
[N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.]
II-1
|
25421 |
pezen blootleggen |
pezen losdoen:
pɛ̄zǝ losdun (Q175p Riemst)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
21734 |
pezerik |
piezel:
pižǝl (Q175p Riemst),
pummel:
pø̜mǝl (Q175p Riemst)
|
De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.]
II-1
|
17794 |
pijpenkrul |
pijp:
piep (Q175p Riemst)
|
Pijpenkrul. Spiraalvormige haarkrul [pijpenkrul, pijpenlok, papillote] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
33055 |
pikbinder |
zichtmachine:
zix[machine] (Q175p Riemst)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24364 |
pissebed |
wilde zeug:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wil zweèg (Q175p Riemst)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|