e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaap schaap: šoǝp (Riemst), šōp (Riemst) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder scheper: šēpǝr (Riemst, ... ) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.] I-12, I-6
scharrelen dabben: dabǝn (Riemst) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe lijf: lē.f (Riemst) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheerapparaat scheermachine: sjèèrmesjin (Riemst) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] III-1-3
scheermes schaars: Brede, lange mes.  sjaos (Riemst), scheermes: sjèèrmes (Riemst), scheermesje: sjèèrmeske (Riemst) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] III-1-3
schei schei: šɛi̯ (Riemst), scheien: šɛi̯.ǝ (Riemst) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schenkel schenkel: še.ŋkəl (Riemst) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
scheppen scheppen: sjêûpe (Riemst) scheppen [ZND 25 (1937)] III-1-2
scheren scheren: zech sjèère (Riemst) Zich scheren. De baardharen afscheren [scheren, raser, rasieren] [N 114 (2002)] III-1-3