33478 |
rode aalbes |
rode kroezelen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
roi kruzəl (P189p Rijkel),
rode kroezels:
rooj kroesels (P189p Rijkel)
|
aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
waakje, waakje:
wākskǝ, wākskǝ (P189p Rijkel)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
rondslenteren:
ro:ntslɛ:ntərə (P189p Rijkel, ...
P189p Rijkel)
|
ronddolen [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34596 |
rongen |
grabben:
grabǝ (P189p Rijkel)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
24524 |
rozenbottel |
hanenkeutel:
hanenkeutel (P189p Rijkel)
|
rozebottel [ZND 02 (1923)]
III-4-3
|
22380 |
ruilen (als spel) |
verwisselen:
wilə vins vərwisələ (P189p Rijkel)
|
Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koekə (P189p Rijkel)
|
Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
roffelen:
roefələ (P189p Rijkel)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
koebeest:
kōbɛs (P189p Rijkel)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldoeten moeten saluieeren (P189p Rijkel)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|