e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rijkel

Overzicht

Gevonden: 292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode aalbes rode kroezelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  roi kruzəl (Rijkel), rode kroezels: rooj kroesels (Rijkel) aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
roep- en lokwoord voor de gans waakje, waakje: wākskǝ, wākskǝ (Rijkel) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
rondslenteren, ronddolen rondslenteren: ro:ntslɛ:ntərə (Rijkel, ... ) ronddolen [ZND 42 (1943)] III-1-2
rongen grabben: grabǝ (Rijkel) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rozenbottel hanenkeutel: hanenkeutel (Rijkel) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
ruilen (als spel) verwisselen: wilə vins vərwisələ (Rijkel) Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruiten in het kaartspel koeken: koekə (Rijkel) Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
rukken roffelen: roefələ (Rijkel) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund koebeest: kōbɛs (Rijkel) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
salueren salueren (<fr.): de soldoeten moeten saluieeren (Rijkel) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1