18266 |
dikke, warme mantel |
dikke mantel:
ienen dikke maantəl (P189p Rijkel),
ienen dikke mantəl (P189p Rijkel),
dikke paletot (fr.):
inen dikke paltow (P189p Rijkel, ...
P189p Rijkel)
|
een dikke mantel [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
31706 |
dissel |
disselboom:
desǝlbau̯m (P189p Rijkel)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
duifhaan/-hoorn:
devon (P189p Rijkel)
|
duif, mannetje [Goossens 2c (1963)]
III-4-1
|
34537 |
dooier |
doren:
durǝ (P189p Rijkel)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33982 |
draagriem |
berreriem:
berreriem (P189p Rijkel)
|
Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70]
I-10
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
reven:
rijve (P189p Rijkel)
|
[Goossens 2c (1963)]
I-7
|
32764 |
driehoekige eg |
driekantige [eg]:
dręi̯kāntegǝ [eg] (P189p Rijkel)
|
De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.]
I-2
|
22655 |
drijftol |
dop:
/
dob en smét (P189p Rijkel),
dop (P189p Rijkel)
|
tol [SND (2006)] || tol en zweep [SND (2006)]
III-3-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ook ZND 02, 008
eikjonəntje (P189p Rijkel)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17985 |
epidemie |
ziekte die aanhalig is:
die ziekte is aanhalig (P189p Rijkel)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|