34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntǝx (Q168a Rijkhoven)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
21104 |
niet lekker vinden |
niet eten:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
ēt (Q168a Rijkhoven)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
22131 |
niet meer aankomen na de wedstrijd |
achterblijven:
aterbléve (Q168a Rijkhoven)
|
niet meer aankomen na de wedstrijd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18122 |
nijdnagel |
nagelrand:
na͂:gəlrank (Q168a Rijkhoven)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
21122 |
noten afslaan |
noten boken:
njeut bwoken (Q168a Rijkhoven)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
hijn mirgen (Q168a Rijkhoven)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
toelating:
toleuting (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33558 |
okkernoot |
okkernoot:
okkernjeut (Q168a Rijkhoven)
|
I-7
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slǭ.x[molen] (Q168a Rijkhoven)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33745 |
omheinen |
toemaken:
tǫu̯mau̯kǝn (Q168a Rijkhoven),
tǫu̯mākǝn (Q168a Rijkhoven)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|