21950 |
paren van de duiven |
paren:
pouren (Q168a Rijkhoven),
pōͅ:rə (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
juist het dak op gaan:
a jonk wo jus het dook op geet (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33561 |
pastinaak |
pastenaken:
pastenouken (Q168a Rijkhoven)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəsto:r (Q168a Rijkhoven)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
poͅ:tər (Q168a Rijkhoven)
|
pater [RND]
III-3-3
|
33562 |
peen, wortel |
wortelen:
wottele (Q168a Rijkhoven)
|
I-7
|
22132 |
persoon die zorgt voor verdwaalde duiven |
opvanger:
opvanger (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
`t es gènne gemèkeleke (Q168a Rijkhoven)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
24856 |
perzikkruid |
wilweie:
wilwɛ̄ (Q168a Rijkhoven)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (Q168a Rijkhoven)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|