33568 |
peterselie |
petersel:
pētərsel (Q168a Rijkhoven),
peterselie:
pētərsēlən (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
šōͅəl (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
puələ (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
met de schaal:
meͅ.təšōͅəl (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17991 |
pijn |
pijn:
pae:n (Q168a Rijkhoven)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33055 |
pikbinder |
zichtmachine:
zi.x[machine] (Q168a Rijkhoven)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
koren:
kwon (Q168a Rijkhoven)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kjoͅən (Q168a Rijkhoven),
koren:
kwon (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
geleende peteren:
geleende pjetere (Q168a Rijkhoven)
|
peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
20412 |
plaatsvervangende peettante |
geleende paat:
geleende paut (Q168a Rijkhoven)
|
meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|