33416 |
schuurpoort |
schuurpoort:
šȳrpuǫ.t (Q168a Rijkhoven)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
34117 |
scrotum |
beurs:
bǫs (Q168a Rijkhoven)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20962 |
selderij |
sellerie:
seͅ.ləri (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
meibloeme (Q168a Rijkhoven),
pinksebloem:
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
pinksebloem (Q168a Rijkhoven),
pinksterbloem:
-
pinksterbloem (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
21256 |
servituut |
veldweg:
veldwee͂g (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
33526 |
siererwt |
reukerwten:
reukerte (Q168a Rijkhoven)
|
I-7
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zī.kǝl (Q168a Rijkhoven)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
33981 |
singel |
riem:
rē.m (Q168a Rijkhoven),
singel:
siŋǝl (Q168a Rijkhoven)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sint-maarten:
sint matten (Q168a Rijkhoven)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtə (Q168a Rijkhoven)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|