17788 |
doofstom |
doofstom:
doofstom (Q168a Rijkhoven)
|
Hij is doofstom [ZND 33 (1940)]
III-1-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
dooien (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
34537 |
dooier |
door:
du.or (Q168a Rijkhoven),
doren:
duwɛr (Q168a Rijkhoven)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
du:pkle:t (Q168a Rijkhoven),
doopmantel:
du:pmantəl (Q168a Rijkhoven)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
du:pfont (Q168a Rijkhoven)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
djoͅn (Q168a Rijkhoven)
|
doornen [RND]
III-4-3
|
20848 |
dopen |
dopen:
do:pən (Q168a Rijkhoven),
du:pən (Q168a Rijkhoven),
n kind doopen (Q168a Rijkhoven)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
zonder schaal:
zo.nəršōͅl (Q168a Rijkhoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ǭǝnlęgǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
aanleg:
ǭǝnlɛx (Q168a Rijkhoven)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|