25128 |
droog weer |
droog:
dréúch (Q168a Rijkhoven)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stē drø̄x (Q168a Rijkhoven)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
dreugden (Q168a Rijkhoven)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetros (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
druppel:
dreuppel (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
kruipen:
kroepen (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
dooven haaten ... (Q168a Rijkhoven),
douv (Q168a Rijkhoven),
doven haten ... (Q168a Rijkhoven),
Pl. [do:.ve]
dø͂ͅf (Q168a Rijkhoven)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Wat is de gewone dialectbenaming van de duif in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21933 |
duif bleek met allerlei kleurschakeringen |
mulder:
moller (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe noemt men een duif bleek met allerlei kleurschakeringen (bont)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22160 |
duif die in de eerste prijzen valt |
kopduif:
kopdouv (Q168a Rijkhoven)
|
een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21924 |
duif die kort van bouw is |
korte duif:
én kotte douv (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: kort van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|