18006 |
duizelig |
zat:
zeit (Q168a Rijkhoven)
|
hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19310 |
durven |
dorren:
dooren (Q168a Rijkhoven)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
duur (Q168a Rijkhoven)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daoən (Q168a Rijkhoven)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
alles anders hebben:
alles anes hemmen (Q168a Rijkhoven)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
tegenwerker:
wo n`en tegenwerker (Q168a Rijkhoven)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
21313 |
eed |
eed:
eed (Q168a Rijkhoven)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
helle handen:
hel haan (Q168a Rijkhoven)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dreupke drinken (Q168a Rijkhoven)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boi̯təram smēͅrən (Q168a Rijkhoven),
een kant smeren:
ənə kant smēͅrən (Q168a Rijkhoven),
een snee smeren:
ən snī smēͅrən (Q168a Rijkhoven)
|
smeren [RND]
III-2-3
|