21461 |
kibbelen |
deinen:
ze zin wier oan ⁄t danen (Q168a Rijkhoven)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
kiel (Q168a Rijkhoven)
|
kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kijnen:
kɛ̄nǝ (Q168a Rijkhoven),
schieten:
šȳtǝ (Q168a Rijkhoven)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
halt?:
hoolt (Q168a Rijkhoven),
kien:
kin (Q168a Rijkhoven)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kinnen (Q168a Rijkhoven)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
dikke tand:
ene gewoone dikke tant (Q168a Rijkhoven),
nen dikken tand (Q168a Rijkhoven, ...
Q168a Rijkhoven)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20498 |
kieskauwer |
kisperbek:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
kisperbek (Q168a Rijkhoven)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
24337 |
kikker |
kwakvors:
kwɛkfruu̯s (Q168a Rijkhoven)
|
kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakvrosseneieren:
kwakfroͅsənē.r (Q168a Rijkhoven)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)eieren, eitjes:
kwakfroͅsənē.r (Q168a Rijkhoven)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|