33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klē (Q168a Rijkhoven)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten koffer:
hōtə koͅfər (Q168a Rijkhoven),
kist:
kes (Q168a Rijkhoven)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
snijder:
snęjdǝr (Q168a Rijkhoven)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
33746 |
klein paard |
bidet:
bidi (Q168a Rijkhoven),
poneytje:
pu.`nēkǝ (Q168a Rijkhoven)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
22140 |
kleine mand zonder onderverdelingen |
korfje:
korfke (Q168a Rijkhoven)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17756 |
kleine neus |
klein neusje:
kleen nuiske (Q168a Rijkhoven)
|
een klein neusje [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
enkel geld:
enkelgeld (Q168a Rijkhoven),
kleingeld:
kleegeld (Q168a Rijkhoven)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
18200 |
klepbroek |
klepbroek:
klapbroek (Q168a Rijkhoven),
valdeur:
vald⁄ø͂ͅr (Q168a Rijkhoven)
|
Klepbroek. Kent uw dialect een bijzondere naam voor de broek met afvallende klep, zoals nog door kleine jongens wordt gedragen ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
klepel:
de kliepəl van de klok (Q168a Rijkhoven)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kla.dzōr (Q168a Rijkhoven)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|