e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuip kuip: kǭp (Riksingen) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kuiper (Riksingen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit kuit: kuit (Riksingen) kuit (van het been) [ZND 01u (1924)] III-1-1
kussensloop kussenkleed: keͅi̯səklēt (Riksingen, ... ), køͅsəklēt (Riksingen, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kussentje op het hoofd kussentje: køsəkə (Riksingen) kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)] III-1-3
kwaadspreekster kwaaitong: kooitong (Riksingen) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwalijk nemen het kwaad opnemen: ook materiaal znd 29, 19  kood (opgenomen) (Riksingen) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kwakkel (Riksingen, ... ) kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
kweepeer kweekpeer: kweekpeir (Riksingen) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: woi een kwezel (Riksingen) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3