e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lege eerste koe niet vol (woordgr.): nī vǫl (Riksingen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leiden leiden: lēi̯ǝ (Riksingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lenen lenen: lēnə (Riksingen) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
leren leren: sjə heͅt huin hət mēstə gəleirt on sjə zit vrāf gəwəs sjə moch vrychər touwəs gon eͅs tānnər (Riksingen) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1
leren beenkap stramp: strampə (Riksingen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren klak met oorlappen: ([leͅrə klak met ōrleͅp}) (Riksingen), vliegeniersmuts: vligənīrsmuts (Riksingen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren schede toot: tūt (Riksingen) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leven leven: znd 34, 82a;  lève (Riksingen) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: lève (Riksingen, ... ) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
lever lever: lē̜vǝr (Riksingen) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] I-11