e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pekelkuip vleeskuip: vlēskǭp (Riksingen) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penwortel van een den wortel: wǫtǝl (Riksingen) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
persen trippelen: trippelen (Riksingen) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
persoon die zijn belofte niet houdt platbroek (pers.): platbroek (Riksingen), valsaard (pers.): valsaard (Riksingen) hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)] III-3-1
perzik pjersel: piassəl (Riksingen), piossəl (Riksingen) [ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)] I-7
pet met opstaand bovenstuk zijden klak: zeͅiə klak (Riksingen) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Riksingen) pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
petekind doopkind: dōpkənt (Riksingen) petekind [ZND 11 (1925)] III-2-2
peul schaal: šø͂ͅu̯lə (Riksingen) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: šōͅələ (Riksingen) [N Q (1966)] I-7