20911 |
pruim |
pruim:
praum (Q158p Riksingen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
half doen:
hèi deet mer al hauf (Q158p Riksingen),
klommelen:
klommele (Q158p Riksingen)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18693 |
pullover |
lijf met lange mouwen:
läf met laŋ moͅuwə (Q158p Riksingen)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18615 |
puntmuts |
kap:
kap (Q158p Riksingen)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33624 |
putgalg |
balk:
balk (Q158p Riksingen)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
pižama (Q158p Riksingen)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
geraadsel(tje):
en groitsel (Q158p Riksingen)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
33452 |
raampje in een poort |
lochtkot:
lǫxkūt (Q158p Riksingen)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
19224 |
raden |
geraden:
koͅn šjə dat groiə (Q158p Riksingen)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
32189 |
radmaker |
ramaker:
rǫmękǝr (Q158p Riksingen)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|