e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruim pruim: praum (Riksingen) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen half doen: hèi deet mer al hauf (Riksingen), klommelen: klommele (Riksingen) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
pullover lijf met lange mouwen: läf met laŋ moͅuwə (Riksingen) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
puntmuts kap: kap (Riksingen) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
putgalg balk: balk (Riksingen) [ZND 32 (1939)] I-7
pyjama pyjama {piama}: pižama (Riksingen) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
raadsel(tje) geraadsel(tje): en groitsel (Riksingen) Een raadsel. [ZND 06 (1924)] III-3-2
raampje in een poort lochtkot: lǫxkūt (Riksingen) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raden geraden: koͅn šjə dat groiə (Riksingen) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] III-1-4
radmaker ramaker: rǫmękǝr (Riksingen) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12