e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rok als bovenkledingstuk jupe (fr.): joͅup (Riksingen) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok van grove stof tiedenjupe (<fr.): [sic]  tīətəjoͅup (Riksingen) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen jupe (fr.): joeb (Riksingen), joͅup (Riksingen) rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3
rokkussentje kontje: køntšə (Riksingen) kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)] III-1-3
rolluik volet: vǫlęt (Riksingen) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9
rommelkamer voddenkamer: voͅdəka͂mər (Riksingen) rommelkamer [ZND m] III-2-1
rond gat boven in de schuurgevel oog: ǭǝx (Riksingen), oogkot: ǭǝxkūt (Riksingen) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6
roodbonte koe van het donkerrode type kempische koe: kęmpǝsǝ [koe] (Riksingen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type kempische koe: kęmpǝsǝ [koe] (Riksingen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roof(je) (korst op een wonde) krap: krap (Riksingen, ... ) een korst (roof) op een wonde [ZND 01u (1924)] || roof (korst op een wonde) [ZND 06 (1924)] III-1-2