e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot slot: slūt (Riksingen) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier communievoile (<fr.): koͅmy(3)̄nivuōəl (Riksingen), paasvoile (<fr.): poͅsvuōəl (Riksingen) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluitklep klep: kleͅp (Riksingen) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
smalle weg, pad baantje: bønkǝ (Riksingen) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeulen smeulen: smø&#x0304lt (Riksingen) smeulen [ZND 06 (1924)] III-2-1
smid smid: smēt (Riksingen) In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.] II-11
smidsgereedschap getuig: gǝtø̜jx (Riksingen) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
sneb witte neus: wetǝ nǫu̯s (Riksingen) Wit vlekje op de snuit van de koe. [N 3A, 137] I-11
snee brood snee brood: snī brōt (Riksingen) een snede brood [ZND 06 (1924)] III-2-3
sneeuwbui sneeuwbuig: snoͅəwbø͂ͅx (Riksingen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4