e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedaders melkaders: melǝkoi̯ǝrs (Riksingen) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloedluis bloedluis: blūtloͅu̯s (Riksingen) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2
bloedworst rode pens: rooipens (Riksingen) bloedworst [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloedzuiger echel: echel (Riksingen), ɛxəɛ (Riksingen) bloedzuiger [ZND 33 (1940)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloei bloei: blø̜i̯ (Riksingen) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: blø̜i̯ǝ (Riksingen), in bloei staan: (-) steut in blui (Riksingen) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)] I-4, III-4-3
bloementuin bloemenhof: bloemenhoef (Riksingen) bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7
bloemknop botte: botten (Riksingen, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
bloemkool bloemkool: blumkø̄l (Riksingen, ... ) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bloemperk bedje: beͅtšə (Riksingen) [Goossens 1b (1960)] I-7