e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trouwpak trouwkostuum: trōwkəstym (Riksingen) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui gestrikt lijf: gəstrik läf (Riksingen), gestrikte bloes: gəstriktə blus (Riksingen) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuierpaal pik: pek (Riksingen), tuierpik: tøu̯rpik (Riksingen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuiertouw, tuierketting kettel: ketǝl (Riksingen) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hof: hoəf (Riksingen) hof [ZND 04 (1924)] III-2-1
tuinkervel kelver: kelver (Riksingen) kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinwant haagmoffel: hoͅuxmufələ (Riksingen) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tweede luiden voor de mis trekken: ⁄t trek en (Riksingen) Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweeling kweeling: kweileng (Riksingen), kweelingen: kweilənə (Riksingen) tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
ui, ajuin un: ø.n (Riksingen) ajuin [ZND 01 (1922)] I-7