24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
lēwərek (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
leeuwerik [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-4-1
|
33696 |
veldweg |
steeg:
stęi̯x (Q158p Riksingen),
veldbaan:
vęltbǫu̯n (Q158p Riksingen)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
30336 |
vensterblinden |
toevensters:
tǫwvenstǝrs (Q158p Riksingen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
plafǝtør (Q158p Riksingen)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33671 |
venweide |
beemd:
bęm (Q158p Riksingen)
|
Weiland aan of rondom een ven. [N 27, 23c]
I-8
|
17914 |
verbergen |
wegsteken:
weigsteken (Q158p Riksingen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
19377 |
verdieping |
verdieping:
verdieping (Q158p Riksingen)
|
verdieping [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
25362 |
verdoven |
voor de kop houwen:
vørǝ kǫp hōwǝ (Q158p Riksingen)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
34155 |
verdrogen |
verzijgen:
(de koe) vǝrzex (Q158p Riksingen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (Q158p Riksingen)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|