e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
versleten versleten: versleten (Riksingen) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstelbaar luik boven de varkenstrog deksel: deksǝl (Riksingen) Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e] I-6
verstoppertje spelen lonkens spelen: loenkes speele (Riksingen) Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2
verstopte speen kwade deem: kǫu̯ døm (Riksingen) Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a] I-11
verwend kindje bedorven ding: bəÚdø.rəvə dő̅ng (Riksingen) bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)] III-2-2
vest kamizool (<fr.): kaməzol (Riksingen) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] III-1-3
vestzakje kamizoolsmaaltje (<fr.): kaməzolsmøͅlkə (Riksingen) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
veter staartel: statǝl (Riksingen) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
vetkoe vetbeest: vetbes (Riksingen) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetmesten vetten: vetǝ (Riksingen) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11