33056 |
wiekenstel van de pikbinder |
alpen:
alǝpǝ (Q158p Riksingen)
|
Constructie van latten die de halmen over het mes van de pikbinder neerbuigt. [N J, 4b; monogr.]
I-4
|
34574 |
wiel |
rad:
rā.ǝt (Q158p Riksingen)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kaba͂ (Q158p Riksingen)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34026 |
wilde koe |
vreemde koe:
vrømdǝ [koe] (Q158p Riksingen)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
wilg:
wilX (Q158p Riksingen)
|
wilg [ZND 14 (1926)]
III-4-3
|
17596 |
wimper |
wimpel:
wimpels (Q158p Riksingen)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
went (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
het is wind:
(hət es) went (Q158p Riksingen),
het waait:
(hət) wait (Q158p Riksingen),
windetig (weer):
w‧entēͅtix (Q158p Riksingen)
|
winderig [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
21566 |
winkelkorf |
villeen:
villeen (Q158p Riksingen)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
wennen (Q158p Riksingen)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|