e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkleren winterkleren: wentərklēr (Riksingen) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje wintervogeltje: wenterveugelke (Riksingen) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
wisselen van tanden wisselen: wesǝlǝ (Riksingen) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ət wer wiēr nī wōͅət twilt (Riksingen) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit halsboordje bandje: beindsche (Riksingen) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
witte kool wit moes: wit moes (Riksingen), wit mūs (Riksingen), witte kabuis: wit kabōͅs (Riksingen) een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstat (Riksingen, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin slaapmuts: <kenm. v.e.> [sluōpmøts} (Riksingen) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje slaapmuts: sluōpmøts (Riksingen) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met linten pothof: poͅthoͅuf (Riksingen) muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)] III-1-3