e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokking: beukking (Riksingen) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhūət (Riksingen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen bol: boͅl (Riksingen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolster van de okkernoot kakel: kaukkel (Riksingen) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bomgat, spongat koot: kūt (Riksingen) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk pels: pels (Riksingen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bonte specht, specht specht: spēͅx (Riksingen) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
bontkraag pelsen kraag: pelsə krōͅx (Riksingen) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen mantel: pelsə mantəl (Riksingen) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: boieg (Riksingen) Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2