e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breien strikken: koosse strikke (Riksingen) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikijzers (Riksingen) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken van leem- of koffiebanken graven: grǫu̯vǝ (Riksingen) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
brem wildeling: wildeling (Riksingen) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
bretel bretel (<fr.): bretelle (Riksingen), pərteͅlə (Riksingen) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
breuk breuk: bruuk (Riksingen) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
broeden, op eieren zitten broeden: bryǝ (Riksingen) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloekhen: klukhin (Riksingen) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: bry(3)̄r (Riksingen), pater (lat.): hēͅjə geͅt na[uŋw šoul meͅt tə pâtərs (Riksingen) Broeder. [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broeien schouwen: šā (Riksingen) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1