18370 |
damesschoen met hoge of halfhoge hak |
schoen met hoge vers:
mən šyn met hōx vāsə (Q158p Riksingen)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25435 |
darmen |
blinde darm:
blęnǝ dɛrǝm (Q158p Riksingen),
dikke darm:
dikǝ dɛrǝm (Q158p Riksingen),
dunne darm:
dønǝ dɛrǝm (Q158p Riksingen)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
darmen vullen:
[darmen] vølǝ (Q158p Riksingen)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|
25452 |
darmen schoonmaken |
darmen schoonmaken:
[darmen] šōnmǭkǝ (Q158p Riksingen)
|
De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.]
II-1
|
25439 |
darmenbak |
bak:
bak (Q158p Riksingen)
|
Mand, bak of iets dergelijks waarin de ingewanden worden opgevangen, als de buik wordt doorgesneden. [N 28, 61; monogr.]
II-1
|
18250 |
das, sjaal |
foulard (fr.):
fulār (Q158p Riksingen)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
kravattenspengel (<fr.):
vgl. WLD II.7, p.36: spengel.
kravatəspeŋəl (Q158p Riksingen)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25117 |
dauw |
dauw:
də dō (Q158p Riksingen)
|
dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23256 |
de avond luiden |
de avondklok luiden:
de oëvendklok laidt (Q158p Riksingen)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
25432 |
de buik opensnijden |
opensnijden:
wōpǝsnɛjǝ (Q158p Riksingen)
|
De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.]
II-1
|