23207 |
geloven |
geloven:
geleuve (Q158p Riksingen)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
chanard (fr.):
das eine chancard (Q158p Riksingen)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemaok (Q158p Riksingen)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemeͅikkelek (Q158p Riksingen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemeen (Q158p Riksingen)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeente (Q158p Riksingen)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeentehous (Q158p Riksingen),
gəmeͅntehous (Q158p Riksingen)
|
gemeentehuis [ZND 12 (1926)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachterij:
paxtǝrāi̯ (Q158p Riksingen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepencheniërd (Q158p Riksingen)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geròmtə (Q158p Riksingen)
|
een geraamte [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|