19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
e⁄ gerieflek haus (Q158p Riksingen)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
doorgeroomde melk:
dørgǝrǫmdǝ mɛlǝk (Q158p Riksingen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gā.s (Q158p Riksingen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
gaastebier (Q158p Riksingen)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
røutšəsklējt (Q158p Riksingen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
tweejarige:
twējøregǝ (Q158p Riksingen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (Q158p Riksingen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
ən geps (Q158p Riksingen)
|
gesp [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
dam:
dām (Q158p Riksingen)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18274 |
gesteven hemd |
gestijfseld hemd:
ē gəstessəlt hömə (Q158p Riksingen)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|