17853 |
glijden |
sleuren:
slørə (Q158p Riksingen),
slø͂ͅrə (Q158p Riksingen)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
vuurmade:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
vy(3)̄rmoͅjə (Q158p Riksingen)
|
glimworm [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (Q158p Riksingen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
kamer:
kōͅmər (Q158p Riksingen)
|
ontvangkamer [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
34120 |
goede vleeskoe |
felgebouwde koe:
fɛlgǝbōu̯dǝ kū (Q158p Riksingen)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
d as goeie koop (Q158p Riksingen)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
beste koop (Q158p Riksingen)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21477 |
goedkoper |
beterkoop:
beiterkoop (Q158p Riksingen)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
arm schaap:
ook materiaal znd 24, 22
erm choaf (Q158p Riksingen)
|
goedzak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
gooien:
gooien (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen),
gōjə (Q158p Riksingen)
|
gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|