e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoedenspeld hoedspengel: hūtspeŋəl (Riksingen) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef voet: vut (Riksingen, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefijzer hoefijzer: huf˱ɛj.zǝr (Riksingen) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoektand oogtand: ōxtān (Riksingen) oogtanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
hoepel ring: renk (Riksingen) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoepelen met de ring jagen: met de renk jage (Riksingen) Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoepelrok creoline: kreolin (Riksingen) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoesten hoesten: hoessen (Riksingen) zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof opper: øpǝr (Riksingen), ø̜pǝr (Riksingen) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hoge herenschoen hoge mansschoen: hōyəmansšyn (Riksingen), hoge schoen: hōx šyn (Riksingen) herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] || sokschoenen, hogemanschoenen, in de betekenis van soort schoen; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] III-1-3