e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelden, schimpen schelden: sjelle (Rimburg), schimpen: ‘sjimpe en sjelle’  sjimpe (Rimburg) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemeren van de ogen schemeren: mieng oege schiemere (Rimburg) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond tussen dag en avond: tusje daag en oved (Rimburg) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel schenkel: sjinkel (Rimburg) schenkel [SGV (1914)] III-2-3
scherp kijken scherp kijken: scherp kieeke (Rimburg) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scheuken schuren: šūrǝ (Rimburg) Het zich wegens jeuk wrijven, gezegd van dieren. [S 31] I-11
scheukpaal schuurpaal: šūrpǭl (Rimburg) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11
scheut scheut: šyǝt (Rimburg), šȳǝt (Rimburg), schot: šǭt (Rimburg) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schieten schieten: sjeete (Rimburg) schieten [SGV (1914)] III-3-1
schil van een vrucht schaal: sjaal (Rimburg) schil [SGV (1914)] I-7