21336 |
juffrouw |
freule:
peuple
vreule (Q117b Rimburg)
|
juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
17602 |
kaak |
kaak:
kāk (Q117b Rimburg)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
de raake (Q117b Rimburg)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
bij hem gaat de maan op:
bey deem geeht der mond op (Q117b Rimburg),
kale bolles:
inne kale bulles (Q117b Rimburg),
kletskop:
inne kletskop (Q117b Rimburg)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kȳǝm (Q117b Rimburg)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krêpkes (Q117b Rimburg)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24676 |
kaardenbol |
krats:
kratse (Q117b Rimburg, ...
Q117b Rimburg)
|
kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
20802 |
kaas |
kaas:
kiès (Q117b Rimburg)
|
kaas [SGV (1914)]
III-2-3
|
19751 |
kachel, stoof |
kachel:
kaxəl (Q117b Rimburg)
|
kachel [SGV (1914)]
III-2-1
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtluǝjǝ (Q117b Rimburg)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|