17946 |
met grote stappen lopen |
grote schritte (du.) maken:
groete schrit maake (Q117b Rimburg)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
peuzelen:
pūūsele (Q117b Rimburg)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
schuiltjes:
sjulkes (Q117b Rimburg)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29920 |
metselaar |
murer:
mȳrǝr (Q117b Rimburg)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
muren:
mūrǝ (Q117b Rimburg)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
bròatwoèsj (Q117b Rimburg)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17838 |
middagdutje |
ungeren (zn.):
z.n.w
ungere (Q117b Rimburg)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren (ww.):
w.w.
ungere (Q117b Rimburg)
|
middagdutje (een - doen} [SGV (1914)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middaag (Q117b Rimburg),
middageten:
middag eətə (Q117b Rimburg)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
18795 |
minderen |
minderen:
(werkwoord).
mindere (Q117b Rimburg)
|
minderen [SGV (1914)]
III-1-3
|