e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dom dom: dom (Roermond), dó:m (Roermond), stom: sjtom (Roermond, ... ), sjtōm (Roermond) dom || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domine salvam fac reginam nostram lied voor de koningin: leed veur de keuningin (Roermond) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
dominicaan dominicaan: domenikaan (Roermond) Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)] III-3-3
domino domino: domino (Roermond, ... ), Zólle-ver get gaon domieno sjpele?  domieno (Roermond) Domino: domino. || Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man stommerik: sjtommerik (Roermond, ... ), sjtōmmərik (Roermond), stommerik (Roermond), vot met oren: ’n vot mit ore (Roermond) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] || oerdomme man III-1-4
domme vrouw druif: druif (Roermond), lomp wijf: lomp wief (Roermond), schroet: vgl. WLD I, 12 = kalkoen  sjrōēt (Roermond), tut: tut (Roermond) domme vrouw || een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen dompelen: dompele (Roermond, ... ), dōmpələ (Roermond), dumpele (Roermond), onderduwen: ongerduuje (Roermond, ... ), soppen: soppə (Roermond) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dónderbee:ske (Roermond) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: donderen (Roermond), dóndere (Roermond, ... ), nabij.  dondere (Roermond), hommelen: hommelen (Roermond), hòmmele (Roermond), hómmele (Roermond), in de verte.  hommele (Roermond), roebelen: roebele (Roermond) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] || donderen, onweren III-4-4
donderslag donderslag: dòndersjlaag (Roermond), oo?: korter als boom, langer als hond (ó?).  doondərsjlāāg (Roermond), helle slag: helle sjlaon (Roermond) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4