20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
əm bo̞təram šmēͅərə (L329p Roermond)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjinke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjinkə (L329p Roermond)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ǝ (L329p Roermond),
ęi̯ (L329p Roermond)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
afpellen:
āfpɛlǝ (L329p Roermond),
pellen:
pɛlǝ (L329p Roermond),
schellen:
šɛlǝ (L329p Roermond)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
luchten:
løxtǝ (L329p Roermond),
schouwen:
šǫu̯ǝ (L329p Roermond)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte doen:
gelofte doon (L329p Roermond)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34523 |
een haan snijden |
kapuinen:
kǝpūnǝ (L329p Roermond),
snijden:
šnii̯ǝ (L329p Roermond)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
20131 |
een hond vleien |
aanhalen:
WBD/WLD
áánhaolə (L329p Roermond),
flemen:
ideosyncr.
flemen (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
huuren (L329p Roermond)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
31560 |
een inscriptie uitbijten |
uitetsen:
̇ūt˱ɛtsǝ (L329p Roermond
[(van lichte ornamenten)]
)
|
Met behulp van een bijtende vloeistof en bijenwas een inscriptie in koper aanbrengen. Om een versiering in koper te etsen, werd eerst een laag bijenwas of kaarsenvet aangebracht waarin vervolgens met behulp van een scherp voorwerp een inscriptie werd gekrast. Daarna werd het voorwerp begoten met salpeterzuur. Op de plaatsen waar de bijenwas was weggekrast, beet het salpeterzuur in het koper terwijl de met bijenwas bedekte delen van het werkstuk onbehandeld bleven. (Kolle, pag. 11). [N 66, 38a-b]
II-11
|