19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
krot:
De aaj huuskes op de begienhaof ware maar krötjes In zo\'n krot zól ich neet wille wone
krot (L329p Roermond)
|
krot
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allein (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
alleìn (L329p Roermond)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
eer aan de vader (L329p Roermond)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
vrijdagcommunie (<lat.):
de vriedaag kemunie (L329p Roermond)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
e:relik (L329p Roermond),
eerlik (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
eerlijk || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
eerlik (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ērlek (L329p Roermond)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17585 |
eerste baardharen |
vleughaar:
fluughaor (L329p Roermond),
vluughaor (L329p Roermond),
vluughoar (L329p Roermond)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24010 |
eerste communie |
eerste communie (<lat.):
eerste kemunie (L329p Roermond)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24043 |
eerste mis van de neomist |
eerste mis:
eerste mis (L329p Roermond)
|
De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28510 |
eerste nazwerm |
endeling:
ɛnjǝleŋ (L329p Roermond),
tweede zwerm:
twēdǝ žwɛrm (L329p Roermond)
|
De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.]
II-6
|