e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaas gaas: gās (Roermond) Luchtig en doorschijnend weefsel, waarbij de draden wijd uiteenliggen. [Gi 1.IV, 57; MW] II-7
gaatje voor de schoenveter nestelgaatje: nistelgèètjes (Roermond), riemgat: reemgater (Roermond), rijggat: reigaat (Roermond), schoensgat: sjōōnsgater (Roermond) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
galgenaas boef: boef (Roermond), misdadiger: misdadiger (Roermond), schindaas (du.): komt in veel Limburgse en Rijnlande dialecten voor; = Du. Schindaas.  sji:nao:s (Roermond) de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] || deugniet, galgebrok III-3-1
galmgaten galmgaten: galmgater (Roermond, ... ) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] III-3-3
galnoot galappel: galappel (Roermond, ... ) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3
galopperen galopperen: galǝpērǝ (Roermond), viervoetig (lopen): vērvø̄tex (Roermond) De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f] I-9
galsteen galsteen: (gal)sjtein (Roermond) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
gang gang: gank (Roermond), Waat \'n geng zeen in dit kesjteel Ich heur emes in de gank Door e sjmaal gengske kump me in de keuke  gank (Roermond) gang III-2-1
gang naast de koeienstand zijgangetje: zīgɛŋkskǝ (Roermond) In een bepaald type stal loopt er naast de koeienstand, tussen de schutting en de muur, een vrij smalle gang; soms, bij een ander type stal, zijn er naast de koeienstand twee gangen, een brede en een smalle. Vooral bij keuterboerderijen komt het voor dat er helemaal geen gang naast de koeienstand is. De gangen worden gebruikt voor het transport van voer en mest en om zich door de stal te kunnen verplaatsen. [N 5A, 41a en 41b; N 4, 75] I-6
gans gans: gans (Roermond) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12