e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gispen, geselen smikken: sjmikke (Roermond) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: gęs (Roermond), gɛs (Roermond) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glacé glac (fr.): glacees (Roermond), glacé⁄s (Roermond), glasees (Roermond), glachaas (<fr.): glacéhaase (Roermond), Ss. sub haas, (mv.).  glasseehase (Roermond), leerhaas: léérhaase (Roermond), leren haas: laere haase (Roermond) [glacé] || handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
gladde ijzerdraad draad: drǭt (Roermond) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
gladiool gladiool: gladiool (Roermond) Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, [N 92 (1982)] III-2-1
glas in lood glas in lood: glās˱ en lōt (Roermond) Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.] II-9
glas-in-loodraam gebrandschilderd raam: gebrandjsjilderde raam (Roermond), glas-in-loodraam: glaas in loodraam (Roermond) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glazenkast buffet: baove de buufet in de hoeskamer hónge de pertrette van de grootelders  buu:fet (Roermond), buffetkast: buufetkas (Roermond), glazerenkast: glazerekas (Roermond) buffet || buffetkast || glazenkast III-2-1
glazig glazeren: glazere (Roermond), glazəren aerpel (Roermond), glààzərə (Roermond), glazerig: glazerig (Roermond, ... ), glazig: glazig (Roermond) een glazige aardappel || glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glazuur (Roermond, ... ) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1