23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (L329p Roermond)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (L329p Roermond),
godslamp (L329p Roermond)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
godslasteren (L329p Roermond)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
godslastering (L329p Roermond)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (L329p Roermond)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
opschieten:
opsjeete (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
òpsjeetə (L329p Roermond)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
(een) vlotte:
flǫtǝ (L329p Roermond)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
goede kamer:
gooj kamer (L329p Roermond)
|
pronkkamer
III-2-1
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooje vriedaag (L329p Roermond)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooj waek (L329p Roermond)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|