23342 |
halfvasten(zondag) |
halfvasten:
halfvaste (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hallefvaste (L329p Roermond)
|
De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)] || Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)]
III-3-3
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
halm:
halǝm (L329p Roermond)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
hals:
hals (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
hals [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32315 |
halsband |
nekband:
(mv)
nɛk˱bɛnj (L329p Roermond)
|
De band die aan beide kanten van een vat tussen kopband en buikband wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22b; N E, 42]
II-12
|
18255 |
halsketting |
ketting:
kitting (L329p Roermond)
|
ketting
III-1-3
|
18236 |
halssnoer |
collier (fr.):
koljee (L329p Roermond),
Ofschoon men niet kan zeggen dat het volksetym. kraljee verouderd is, hoort men toch meer en meer koljee, z.ald.
koljee (L329p Roermond),
krallier:
kralejee (L329p Roermond),
krallejé (L329p Roermond),
Ofschoon men niet kan zeggen dat het volksetym. kraljee verouderd is, hoort men toch meer en meer koljee, z.ald.
kral(le)jee (L329p Roermond),
parelmoer:
parlemōēr (L329p Roermond)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || collier || paarlemoer
III-1-3
|
33927 |
halster |
hoofdsel:
hø̜tšǝl (L329p Roermond),
hoofdstel:
hø̜tšǝl (L329p Roermond)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
krentje:
ei krentje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21434 |
halve gulden |
halve gulden:
einen halve gölje (L329p Roermond),
halve gölde (L329p Roermond),
halve gölje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
eerste kerteer (L329p Roermond),
eerstə kwarteer (L329p Roermond),
halve maan:
half maon (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
halvə maon (L329p Roermond),
wassende maan:
wassende maan (L329p Roermond),
wassende maon (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|