e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kap van een lange schoudermantel kap: kap (Roermond), B.v. Kebang mit n kap.  kap (Roermond), kapoets: WNT: kapoets  kepoets (Roermond) kap || kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapelaan kapelaan: kapelaan (Roermond) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapelletje kapelletje: kepelke (Roermond, ... ) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kapmantel cape (eng.): keep (Roermond), kapmantel: kapmantjel (Roermond), mantilletje (<fr.): Alleen verkl. Vero.  mantielke (Roermond) mantille || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapothoedje kapoets: betekenis: zwart, oud vrouwenhoedje  kapoets (Roermond), kapothoedje (<fr.): kepotheudje (Roermond) kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapstok kapstok: Hang diene jas aan de kapsjtok achter de deur hóng e klein kapsjtökske  kapsjtok (Roermond) kapstok III-2-1
kapucijn kapucijn: kapusijn (Roermond) Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapucijner kapucijners: kappesei:ners (Roermond), kappesiener (Roermond), kapusiener (Roermond), LDB  capucijners (Roermond), WBD-WLD  káápūūsijnər (Roermond) De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)] || kapucijners I-7
kar kar: kɛr (Roermond), (mv)  kɛrǝ (Roermond) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) aard: aard (Roermond, ... ), aart (Roermond), karakter: karakter (Roermond) de kenmerkelijke innerlijke, geestelijke eigenschappen waardoor de ene persoon zich van de andere onderscheidt [aard, karakter, tuk, inboezem] [N 85 (1981)] || natuur(lijke eigenschappen) III-1-4