e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kat kat: kat (Roermond, ... ), de kat haet jónge Jóng ketjes zeen erg sjpeels droetzeen es \'n verzaope kat Zo naat es \'n kat De kat zal mit diene maag neet gaon sjliepe \"t Is e veugelke veur de kat Maak dat de kat wies Voor det maar aan de kat: dat belief ik niet  kat (Roermond), poes: poes (Roermond), ideosyncr.  poes (Roermond), WBD/WLD  pŏĕs (Roermond) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat || poes III-2-1
katapult katapult: catapult (Roermond), katapuul (Roermond), kattepult (Roermond, ... ) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2
kattekruid kattekruid: kattekrōēt (Roermond) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaart kattenstaart: kattesjtert (Roermond), WBD/WLD  kattəsjtèrt (Roermond) Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] III-4-3
kauw dool: dèèlke, dölke, daol (Roermond), dooltje: däö:lke (Roermond), dèèlke, dölke, daol (Roermond), dölke (Roermond, ... ), kauwtje: kauwke (Roermond) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw || kauw, torenkraai III-4-1
kauwen kauwen: kauwen (Roermond, ... ), knauwelen: knauwele (Roermond), knāwele (Roermond), knouwələ (Roermond) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kasuifel (Roermond) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel la(ai): lāi̯ (Roermond), strot: štrǭt (Roermond) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: kail (Roermond), kèl (Roermond, ... ), strots: sjtröts (Roermond), štreuts (Roermond), ṣtrödz (Roermond) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND] III-1-1
keelgat kalfsgat: kaafsgaat (Roermond), keelsgat: kaelsgaat (Roermond), kèlsgaat (Roermond), kélsgaat (Roermond) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1