18826 |
kommervol (zijn): kommer |
troostig:
treustig (L329p Roermond),
veel leed:
väöl leid (L329p Roermond)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
hans:
hans (L329p Roermond),
konijn:
knien (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
knīēn (L329p Roermond)
|
konijn || konijn, kindertaal
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
konijnengat:
knienegaat (L329p Roermond),
konijnspijp:
knienspiep (L329p Roermond),
pijp:
piep (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
20133 |
konijnenjong |
konijntje:
kninkəs (L329p Roermond)
|
konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
kø.niŋ (L329p Roermond),
kø̄neŋ (L329p Roermond)
|
De koning is een verticale as met bovenop een kroonwiel. Via die constructie zet een rondlopend paard de karnmolen in beweging. Zie ook wld II.3 v.a. blz. 163. [N 12, 56] || koning [RND]
I-11, III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
stuk:
sjtøͅk (L329p Roermond)
|
Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
koning:
keuning (L329p Roermond),
Ss. herte-, klevere-, roete-, sjöppe-, troevekeuning.
keuning (L329p Roermond)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] || Koning: koning d) (kaartsp.).
III-3-2
|
28400 |
koningin |
koningin:
kønǝgen (L329p Roermond),
kø̄neŋen (L329p Roermond),
kø̜neŋen (L329p Roermond)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
23714 |
koningin des hemels |
regina caeli:
regina caeli (L329p Roermond)
|
Het "Koningin des hemels"of "Regina caeli", het Angelus-gebed in de Paastijd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28486 |
koninginnebroed |
moerdoppen:
(enk)
mōrdop (L329p Roermond)
|
De cellen met daarin de larven, waaruit later de koninginnen ontstaan. [N 63, 24c]
II-6
|